Gemoedsrust

Gemoedsrust is een kwaliteit die van oudsher wordt toegeschreven aan oudere mensen: ouderen hebben een kalmte die is ontstaan uit levenservaring. Wetenschappelijk onderzoek heeft bevestigd dat jongere mensen over het algemeen bozer of opgewondener reageren dan oudere. Daarbij lijkt het niet alleen te gaan om een biologische ontwikkeling, maar tegelijk ook een emotioneel rijpingsproces.

Als ik probeer me een beeld te vormen van gemoedsrust, denk ik graag aan mijn oma die in haar schommelstoel zit. Ze heeft veel meegemaakt en ze weet dat dingen vaak anders lopen dan je verwacht.

Oefening:  Vraag het aan je innerlijke oma of opa.

De volgende keer dat je niet weet hoe het verder moet, als je boos bent of als je een innerlijke balans zou wensen, ga dan eens op bezoek bij je innerlijke opa of oma. Doe je ogen dicht en stel je voor dat je echt oud bent, misschien wel negentig of honderd of nog ouder. Je vindt het prima om oud te zijn. Je hebt een bewogen leven achter de rug waarin je veel hebt meegemaakt, mooie dingen maar ook moeilijke gebeurtenissen..

Het leven heeft je wijsheid, gemoedsrust en een meelevend hart gegeven. Neem even de tijd om stil te staan bij hoe dat voelt, ook al kun je je er maar een fractie van voorstellen. Dat is al voldoende.

Als je vanuit dit perspectief kijkt naar het actuele probleem van je huidige ik, heb je dan een advies voor jezelf? Wat zou je zeggen om je jongere ik, die nu zo gestrest is, te troosten of te ondersteunen? Misschien vind je het antwoord in jezelf als je even blijft zitten met het beeld van je innerlijke oma of opa voor ogen.

Spreuk: het is zoals het is.

( uit: leren loslaten Heike Mayer)

Verhaaltje (uit:  Na aan het hart, Toon Telligen)

Toen de zomer op zijn heetst was en de bladeren van de bomen slap naar beneden hingen en verlangden naar de herfst, wanneer zij zouden gaan dwarrelen en vallen en op elkaar zouden gaan liggen en andere kleuren zouden aannemen, wanneer het fris zou zijn en helder, met doorzichtige regendruppels aan elk takje en twijgje, ging de eekhoorn uit varen.

Hij stapte in een bootje dat aan de oever van de rivier vastgemeerd lag. Het bootje was rond als de ondergaande zon, zodat hij niet wist wat de voorkant was en wat de achterkant. Zodoende wist hij ook niet welke kant hij op moest varen. Hij trok de roeispanen naar binnen en liet zich meedrijven met de stroom van de rivier.

Het felle zonlicht kaatste van het water naar zijn hoofd en weer terug en hij zag hoe hij de zweetdruppels van zijn voorhoofd wiste, die van zijn kruin steeds maar weer naar voren stroomden.

Hij had het druk met zijn gedachten. Zij lieten hem niet met rust. Hij wilde niet denken, maar het lukte hem niet zijn gedachten in bedwang te houden. Ze waren sterker dan zijn wil.

Zij bedachten dat hij niet in een bootje lag, maar in een pan die op het vuur stond. Angstig sprong hij overeind. Het bootje begon heftig te schommelen en sloeg om. De eekhoorn verdween onder water.

Toen hij weer bovenkwam was hij woedend op zijn gedachten. Maar het is onmogelijk je gedachten een klap te geven of ze eens hard te knijpen. En terwijl hij dat bedacht dreef het bootje weg en moest hij zwemmen om de kant te bereiken. Mistroostig hees hij zich op de warme oever en ging op zijn rug liggen. Onmiddellijk sprongen zijn gedachten weer tevoorschijn, alsof ze op de loer hadden gelegen. Ze bedachten voor hem dat hij door de lucht zweefde, als een blad dat lichter is dan de lucht, en dat hij landde voor de deur van de mier, en dat de mier juist naar buiten kwam met een groot glas beukennoten sap, ijskoud beukennoten sap. Plotseling waren zijn gedachten weer verdwenen. Zij hadden hem nog net zijn hand laten uitsteken naar het glas.

De zon ging onder en de eekhoorn sjokte naar huis. Aan de deur van de hut van de mier hing een briefje:

Eekhoorn, ik wist niet of je langskwam, maar toen je langskwam was ik even weg. Mier.

De eekhoorn zuchtte. De deur ging open en de mier kwam naar buiten.

Maar niet heus, zei hij met een glimlach die van achter zijn linkeroor tot ver voorbij zijn rechteroor reikte. Ik heb wat lekkers voor je, voegde hij eraan toe.